Het Openbaar Ministerie heeft geen bewijs gevonden voor oorlogsmisdaden door de Nederlandse militair Servie Hölzken en zijn collega’s in 2007 in Afghanistan. Een militair verklaarde in december 2020 zelf dat er door hen was geschoten op huizen waarbij mogelijk burgers waren gedood.
Hölzken was de boordschutter van dienst en bediende een zware mitrailleur. Hij kreeg opdracht vuur uit te brengen op de zijkant van een dichtstbijzijnde qala, om te kijken of er via de walkietalkie een reactie kwam. ,,Maar dat ging mis doordat de mitrailleur een afwijking had en ik niet degene was die het wapen had ingeschoten. Ik vuurde per ongeluk op een raam en schoot dwars door die qala. Vervolgens bleken ze me ook nog naar het verkeerde doel te hebben geluld. ‘Verkeerde huis! Verkeerde huis!’, werd er geroepen. Gelukkig gebeurde er verder niks.”
Daarna kreeg hij meerdere malen opdracht te vuren op andere huizen waar mensen in zouden zitten. Ook zou hij hebben geschoten op wegrennende personen zonder wapens.
De marechaussee komt na een jaar onderzoek tot de conclusie dat de beschieting naar alle waarschijnlijkheid plaatsvond op 1 juli 2007 in de Chora-Vallei. De militairen schoten op die dag inderdaad met mortieren en een mitrailleur op Afghaanse huizen. Mogelijk werden daarbij ook mensen gedood of gewond, maar de Marechaussee vond geen bewijs voor het vermoeden van de oud-militair dat er op burgers geschoten zou zijn. Ook zijn er geen aanwijzingen dat het gebruikte geweld onrechtmatig was. Het OM seponeert de zaak.
De collega’s van Hölzken laten via hun advocaat Michael Ruperti weten opgelucht te zijn dat de zaak nu tot een einde is gekomen en dat hen niets te verwijten valt. Dat ze zelfs nooit als verdachte zijn aangemerkt. ,,Mijn cliënten hebben volledig meegewerkt, hebben filmpjes ingeleverd en zelfs een dagboek. Vijf weken lang zijn ze afgeluisterd. Dit onderzoek bevestigt de feiten die ze veertien jaar geleden ook al hadden gemeld in hun missieverslag. Hun inzet was rechtmatig.”
Volgens Ruperti hopen de collega’s dat de zaak nu kan worden afgesloten en dat Hölzken niet alsnog een procedure start om vervolging af te dwingen, een allerlaatste juridische mogelijkheid. ,,Dat betekent dat mijn cliënten naar de politie zullen stappen om aangifte te doen van een valse aangifte van Hölzken.”
Bron: Brabants Dagblad