Ministers hebben ‘Srebrenica’ niet voorzien

Gepubliceerd op: 30-1-2019

De ministerraad heeft het drama-Srebrenica dat zich in 1995 afspeelde niet al in 1993 voorzien, betoogt NIOD-onderzoeker Jeroen Kemperman.

Afbeelding verwijderdMinister Pronk in overleg met leden van Artsen zonder Grenzen in Sarajevo in 1993. Beeld ANP

Op 2 januari verscheen op de website van de Volkskrant een artikel met als kop ‘Ministerraad zag drama Srebrenica 25 jaar geleden al aankomen’. Aanleiding hiervoor was de openbaarmaking van de notulen van de vergaderingen van de ministerraad in 1993, het jaar waarin tot de inzet van Dutchbat in de belegerde enclave werd besloten. ‘Ministers voorzagen bloedbad Srebrenica’, meldde de papieren uitgave van de krant op 3 januari prominent op de voorpagina. Die bewindslieden zouden het verschrikkelijke lot van de enclave al hebben zien aankomen voordat tot het sturen van Nederlandse blauwhelmen was besloten.

Hoewel de Volkskrant geen duidelijke onderbouwing voor deze opmerkelijke krantenkoppen geeft, komen enkele aangehaalde uitspraken van de toenmalige ministers Ien Dales van Binnenlandse Zaken en Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking het dichtst in de buurt van een dergelijke vooruitziende blik.

Dales sprak in het voorjaar van 1993 in de ministerraad over het gevaar van ‘etnische zuivering’ en Pronk achtte later dat jaar de kans groot dat Srebrenica zou vallen en dat de mosliminwoners dan massaal zouden worden gedood. Zoals hierna zal worden betoogd, rechtvaardigt dit echter niet de conclusie dat deze bewindslieden destijds reeds de ramp hebben voorzien waar de Dutchbatters twee jaar later mee werden geconfronteerd.

‘Haviken’
In welke context hebben Dales en Pronk hun uitspraken gedaan? De voormalige minister van Defensie Relus ter Beek heeft tegenover onderzoekers van het NIOD al eens verklaard dat, naar zijn idee, zijn collega-ministers zich ten aanzien van het Joegoslavische conflict bijna allemaal als ‘haviken’ hadden opgesteld, en dat vooral Pronk en Dales telkens aandrongen op een grotere militaire inzet van Nederlandse militairen. Omstreeks de tijd dat minister Dales op 2 april 1993 de term ‘etnische zuivering’ hanteerde, dreigde Srebrenica als gevolg van een offensief van de Bosnische Serven ingenomen te worden. Op dat moment was de enclave door de internationale gemeenschap nog niet tot ‘safe area’ verklaard en was er nog geen gevechtseenheid van de Verenigde Naties aanwezig.

Volgens het Volkskrant-artikel was het in juli 1993 dat de Veiligheidsraad Srebrenica tot ‘een door de VN gegarandeerde veiligheidszone’ heeft uitgeroepen. Dit is onjuist, de Veiligheidsraad deed dat op 16 april. Waar de Volkskrant vervolgens meldt dat Pronk de kans groot achtte ‘dat Srebrenica een dezer dagen zal vallen’ en dat de Bosnische Serven dan ‘de mosliminwoners massaal zullen doden’, zou een argeloze lezer misschien denken dat de minister deze uitspraken eveneens in de maand juli heeft gedaan. Pronk gebruikte deze woorden echter op 16 april, dezelfde dag dat in New York de resolutie werd aangenomen waarin de enclave tot ‘veilig gebied’ werd uitgeroepen. Het kabinet hoorde dat nieuws de volgende ochtend, op de 17de. Op 18 april trokken Canadese militairen Srebrenica binnen om toezicht te houden op een staakt-het-vuren.

Deze tijdslijn is belangrijk, want dat betekent dat niet alleen de uitspraak van Dales, maar ook de onheilsvoorspelling van Pronk is gedaan vóórdat Srebrenica tot ‘veilig gebied’ was uitgeroepen en vóórdat er een eenheid VN-militairen in de enclave was gelegerd. De uitspraken van deze twee ministers waren geen waarschuwing tégen de risico’s van het zenden van militairen, maar bedoeld als argument vóór een robuustere inzet van VN-troepen om de dreigende inname van de enclave te voorkomen.

Vertekend beeld
Het besluit tot uitzending van Dutchbat naar Bosnië is pas maanden later genomen, tijdens bijeenkomsten van de ministerraad op 12 november en 3 december 1993. Niet iedere minister had daar destijds een positief gevoel bij, maar uit de onlangs vrijgegeven notulen van die vergaderingen blijkt niet dat een van de bewindslieden toen de ondergang van de enclave verwachtte.

Het levert een vertekend beeld op indien uit de uitspraken van één of twee individuele ministers wordt geconcludeerd dat de gehele ministerraad iets wel of niet voorzag. In april 1993, toen de situatie buitengewoon dreigend leek en er nog geen gevechtseenheid blauwhelmen in Srebrenica aanwezig was, vreesden twee bewindspersonen dat de val van de enclave een groot drama zou worden indien de internationale gemeenschap niet zou ingrijpen. Vervolgens werd Srebrenica tot ‘safe area’ verklaard en trokken Canadese VN-militairen het gebied in. Daarmee leek de val van de enclave voorlopig afgewend.

De Volkskrant levert geen bewijs voor de bewering dat de ministerraad het drama zoals dat zich in juli 1995 heeft afgespeeld, mét de aanwezigheid van Nederlandse blauwhelmen, in 1993 al zag aankomen. Door het gebruik van misleidende koppen en door onvoldoende duiding van de context helpt de krant een mythe in de wereld die geen recht doet aan de werkelijke gang van zaken.

Jeroen Kemperman is als onderzoeker verbonden aan het NIOD.

Bron : volkskrant.nl

Altijd op de hoogte? Meld u aan voor de wekelijkse nieuwsbrief