Klimaatverandering helpt jihadisten

Gepubliceerd op: 12-4-2019

Door schaarste aan water en grond hebben Sahel-bewoners soms geen andere keus

DOOR VINCENT BONGERS

Klimaatverandering drijft de bevolking van de Sahel-landen verder in de armen van islamitische extremisten. Dat betoogt hoogleraar politicologie Hussein Solomon van de University of Free State in Zuid-Afrika.

Afbeelding verwijderd

Wat is de Sahel eigenlijk?
‘Dat zijn tien landen in een gebied in Noord-Afrika; tussen de Atlantische Oceaan en de Rode Zee. Het gaat dan om landen als Mali, Tsjaad en Senegal maar ook delen van Kameroen en Nigeria vallen eronder. In totaal wonen er in het gebied iets van 300 miljoen mensen.’

Dat is een enorm en divers gebied. Wat zijn de overeenkomsten tussen deze landen?
‘Ze kampen, op Senegal na, met vergelijkbare problemen met betrekking tot de veiligheid. De landen worden ernstig bedreigd door gewelddadige islamitische militanten. Water en landbouwgrond zijn schaars. Klimaatverandering versterkt dat: het wordt steeds heter. Dan zijn er nog verschillende etnische groepen die op gespannen voet staan met elkaar of met de overheid. In Mali vinden de Toeareg en de Fulani bijvoorbeeld dat ze helemaal niet bij deze staat horen. Koppel dit aan een enorme groei van de bevolking en zwak bestuur door corrupte overheden en dan blijkt dat deze landen zeer gevoelig zijn voor de invloed van jihadistische groeperingen. In Mali, waar Nederlandse militairen actief zijn, is de overheid niet in staat om het hele territorium onder controle te houden. Er zijn clashes tussen islamitische Fulani-herders en boeren die tot een andere etnische groep behoren. Verder speelt het conflict met de Toeareg-rebellen, die een eigen staat in het Noorden willen, nog steeds - ondanks het vredesakkoord uit 2015. Islamitische militanten jagen de strijd van de Toearegs voor onafhankelijkheid aan.’

Welke rol spelen moslim-extremisten in Mali?
‘Ze gebruiken de grieven die leven bij mensen: corruptie bij de overheid, maar ook om tekort aan landbouwgrond en water. In het noorden betaalt terreurgroep “Al Qaida in de islamitische Maghreb” strijders 300 dollar per maand. Dat enorme bedrag maakt het aantrekkelijk om te vechten. Er is een heel hoge werkloosheid onder jongeren. Dat maakt ze nog kwetsbaarder voor rekrutering. De overheden staan heel ver af van waar deze conflicten zich afspelen. Hun grip reikt vaak niet verder dan de hoofdstad. Islamitische radicalen zeggen dan: de overheid doet niets voor jullie.’

Hoe komen die groepen aan geld?
‘Voornamelijk door drugssmokkel en wapenhandel. De grenzen in de hele regio zijn nogal poreus. Landen zijn niet in staat om die goed te bewaken. Wapens vanuit Libië stromen bijvoorbeeld Mali binnen. Soms hebben extremisten zelfs meer vuurkracht dan het leger. Daar komt nog bij dat de legers niet opgeleid zijn voor een asymmetrische oorlog: ze kunnen niet omgaan met die snelle hit and run-aanvallen, ondanks trainingen door de Amerikanen en de Fransen. Dan is er nog het probleem van nepotisme. Het is nogal ongelukkig dat een militair niet vanwege zijn vaardigheden, maar omdat een oom dat heeft geregeld, een hoge functie in het leger kan krijgen. Verder is er ook nog veel corruptie: militairen verkopen wapens aan figuren waar ze juist tegen moeten vechten.’

Wat moet er veranderen?
‘Militaire bestrijding van militante groepen is niet voldoende. De wortels van de problemen worden niet aangepakt. Pak ook de corruptie aan, ontwikkel alle delen van het land. Het ontbreekt aan goed democratisch bestuur. Een holistische aanpak van de problematiek is nodig. Als het niet lukt om Malinezen een kans te geven op een behoorlijk inkomen, dan krijg je de militanten niet weg. Nederland en andere Westerse landen moeten de Malinese overheid onder druk zetten om te zorgen dat het dagelijks leven van de Malinezen echt verandert.

‘Het leger moet geherstructureerd worden. Haal ngo’s en de Wereldbank binnen om in projecten te investeren. Denk aan methoden om landbouwopbrengsten te verhogen, en energie efficiënter te gebruiken.’

Is dat reëel?
‘Ja. Kijk naar Senegal. Een land waarvan 92 procent van de bevolking islamitisch is. Daar zie je echter niet de problemen die Nigeria en Mali hebben met moslimextremisten. Dat komt doordat de Senegalese overheid wél inspeelt op wat haar bevolking nodig heeft. Dan is er ook geen voedingsbodem voor radicalisme.’

Lezing Hussein Solomon, ASCL Seminar Series was aanvankelijk gepland op 11 april, 15.30, Pieter de la Courtgebouw, 1A01, maar is verzet naar 16 mei.

Bron : mareonline.nl

Altijd op de hoogte? Meld u aan voor de wekelijkse nieuwsbrief