Die ene meding. Bob Visser - oud Hoofdcommissaris Kennemerland

Gepubliceerd op: 14-3-2023

‘Vanaf dag één kreeg ik wroeging over die aanhouding. Qua uitvoering deugde die van geen kant’
Politiemensen over die ene melding, wat er daarna gebeurde en hoe dat hun kijk op het vak ingrijpend heeft veranderd. Voormalig hoofdcommissaris Bob Visser (71) leerde als inspecteur dat ‘altijd doordenderen’ niet goed is. ‘Soms moet je de situatie bevriezen.’
‘Het was in de tijd van de heroïnejunks. Ik werd als inspecteur bij een overlastmelding geroepen in het centrum van Amsterdam, en zag veel mensen uit hun raam kijken wat er aan de hand was. Vanuit een open raam op de vierde verdieping van een rijtjeshuis hoorde ik iemand hard schreeuwen en schelden: ‘Klootzakken! Oprotten!’

‘Dat schelden was tegen twee collega’s die op straat stonden. ‘Het is een junk’, zei een van hen. ‘Hij heeft net geprobeerd ons dood te gooien.’

‘Pal naast die collega was een colafles naar beneden gegooid, zo’n ouderwetse, glazen literfles Coca-Cola. De fles was in duizend stukjes gevallen. Als die fles hem had geraakt, was hij morsdood geweest. Dit was voor mij een duidelijke zaak: poging doodslag, heterdaad. Die gaan we aanhouden.

‘We gingen via het trapportaal naar boven. Bovenin zat de voordeur op slot. Met een grote koevoet forceerden we de deur. In het halletje was rechts de deur naar de woonkamer waar die vent, een twintiger, stond te schreeuwen. Tegen de woonkamerdeur was van binnenuit een zware kast geschoven.

Marechaussee
‘De marechaussee kwam bijstand verlenen. Een van die marechaussees sloeg met zijn pistool een raampje in die woonkamerdeur stuk, richtte zijn wapen op die junk en riep: ‘Achteruit!’ Vervolgens gingen wij met onze schouders tegen de deur beuken. Langzaam schoof die kast opzij.

‘Ik wurmde me als eerste door de smalle doorgang, zette één een stap in de richting van die jongen, en wat doet hij? Hij ging op de vensterbank zitten, zwaaide z’n benen naar buiten, liet zich omdraaiend zakken en hing ineens aan z’n armen uit het raam. Ik schrok me dood en rende zijn kant op. Ik kon nog net met twee handen zijn leren jasje grijpen, anders was hij dood gevallen.

‘Hij liet los en een fractie van een seconde hing hij daar zo, aan mijn kracht. Ik voelde dat hij uit dat leren jasje aan het glippen was. Net op tijd boog die marechausse over mij heen en greep die vent aan z’n haren. Snel greep ik die jongen onder z’n oksels en met z’n tweeën trokken we hem naar binnen.

‘Hij lag op z’n buik. Ik zette mijn knie in zijn rug, draaide zijn arm op z’n rug en zo trokken we hem omhoog op zijn knieën, en hoger tot hij stond. We grepen hem vast en voerden hem af naar beneden.

Een handvol pillen
‘Een verdieping lager stond een deur open, want iedereen kwam kijken wat er gebeurde. Die junk trok zich los en rende die woning in. Ik ging achter hem aan, greep hem in zijn nek en bij z’n broeksband – dat is een controletechniek – en bracht hem terug naar het trappenhuis. Ineens haalde hij een handvol pillen uit z’n broekzak en stopt die in zijn mond. ‘Vreet ze maar op, klootzak’, zei ik, ‘als dat je overdosis bevordert, kan ik er ook niks aan doen’, want ik stond stijf van de adrenaline. Beneden is die man in een politiebus gezet en afgevoerd.

‘Het was ook de tijd van: wij zijn stoere jongens, nooit twijfelen, altijd doorpakken. Maar vanaf dag één kreeg ik wroeging over die aanhouding. Ik wist: dat heb ik niet goed aangepakt. Als die vent naar beneden was geflikkerd, was hij dood geweest. En dan hadden wij hem het raam uitgedreven. Wij komen aan, breken de voordeur open, richten een pistool, douwen een kast weg en stormen naar binnen. Zo’n inval doet veel met mensen. Strafrechtelijk klopte het, maar qua uitvoering deugde het van geen kant.

‘Er waren alternatieven. Een psychiater erbij halen, of de volgende dag terugkomen, als de verdachte is gekalmeerd. Dat heb ik ervan geleerd: niet altijd doordenderen, maar even de situatie bevriezen en afwegen: zijn er alternatieven?

Studentenfeest
‘Kort daarna kwam ik ’s nachts bij een studentenfeest in een historisch pand van de universiteit. Omwonenden klaagden over de herrie. Collega’s wilden naar binnen stormen. De bemanning van een politiekraanwagen kwam meteen kijken en zei: ‘Die deur rukken we er zo uit.’ Ik moest denken aan die junk waarbij we te stevig hadden doorgepakt en riep: ‘Jongens, gebruik je verstand. Je gaat toch niet met een kraanwagen een eeuwenoude eiken deur uit z’n scharnieren trekken en vechten met driehonderd dronken studenten om een geluidsinstallatie in beslag te nemen?’

‘Ik moest lullen als Brugman, maar we grepen niet in. Dat was ook een leermoment: je moet je door zo’n zooitje dienders van de Warmoesstraat, die wel van een knokpartij hielden, niet gek laten maken. Niet zwichten voor groepsdruk.

‘Ik heb in mijn carrière veel doden en ellende gezien, maar het voorval met die junk zal ik nooit vergeten. Ik ben toen echt door het oog van de naald gekropen. Als hij destijds was doodgevallen, had ik me daarover mijn leven lang schuldig gevoeld. En bij schuldgevoel weet je: ik deed iets helemaal niet goed.’


Bron: De Volkskrant

Altijd op de hoogte? Meld u aan voor de wekelijkse nieuwsbrief