Toespraken

Op deze pagina worden toespraken weergegeven die het algemeen belang dienen, dan wel van belang zijn voor de Koninklijke Marechaussee en voor de Stichting Marechaussee Contact in het bijzonder. Hierbij wordt gedacht aan toespraken gehouden bij herdenkingen, reünies en veteranendagen. U ziet de meest recente toespraak.

Toespraak Voorzitter SMC 14 oktober 2010

Hieronder wordt de toespraak weergegeven die de Voorzitter van de Stichting Marechaussee Contact gaf ter gelegenheid van de 49e Reünie van de Stichting in partycentrum "de Molen" in Harskamp op 14 oktober 2010. Deze reünie werd door ruim 350 begunstigers bijgewoond.

 

Dames en heren, SMC-vrienden en vriendinnen,

Mede namens de overige leden van het bestuur heet ik u allen van harte welkom. Een speciaal woord van welkom aan de oud-bestuursleden, de standhouders en de re-enactmentgroep Parate Marechaussee en onze oudste deelnemer de heer Jan Wakker (geboortejaar 1918).
 
Helaas moet ik de Commandant van het Wapen verontschuldigen, dringende zaken noopten hem in het Haagse te blijven. Luitenant-generaal Van Putten heeft mij wel gevraagd u namens hem te groeten, hij wenst ons een zeer geslaagde bijeenkomst toe.

Fijn dat we ook dit jaar weer met zo velen aanwezig zijn. Tegelijkertijd missen we ook enkele trouwe bezoekers omdat zij door ziekte niet kunnen komen. Ook zijn ons in het laatste jaar veel collegae en vrienden ontvallen. Ik verzoek u hen staande te herdenken. Op dit moment zal in Apeldoorn door de heren Kreling en Tegel namens de SMC een krans bij ons monument voor de ingang van de KW III-kazerne worden gelegd. Ik verzoek u nu met mij een minuut stilte in acht te nemen.

Positie van ons Wapen
Op dit moment is de Kabinetsformatie net afgerond. Recent is bekend geworden wat de plannen voor de KMar zijn. In eerste instantie was er in april 2010 in het door een commissie opgestelde concept-verkiezingsprogramma van de VVD (“Orde op zaken”) sprake van het samenvoegen van de KMar met de politie (deels citeren uit onderstaande tekst uit dat programma):

Het partijcongres van de VVD ging echter met dit standpunt niet akkoord. De KMar zou niet moeten worden samengevoegd met de politie, de tekst van het verkiezingsprogramma werd aangepast.

U hebt allen inmiddels kennis kunnen nemen van het regeer- en gedoogakkoord. Voor ons Wapen lijkt er op organisatorisch gebied niet zo veel te veranderen. Wij houden een aparte positie naast de nieuw te vormen nationale politie. Er wordt niet getornd aan ons huidige takenpakket, er is zelfs sprake van een intensivering binnen dit takenpakket. Daarmee wordt recht gedaan aan de wijze waarop wij ons in het (recente) verleden voor onze samenleving en voor de internationale samenleving hebben ingezet. Telkens weer hebben we met elkaar laten zien dat de Regering op ons kan bouwen, ook in moeilijke en gevaarvolle omstandigheden, zowel in eigen land als in den vreemde. Die inzet van een ieder in de achter ons liggende periode heeft zeker bijgedragen aan de besluitvorming van onze politici bij het opstellen van de eerdergenoemde akkoorden.  Ik vind dat we daar met z’n allen trots op mogen zijn!

Toestand museum
Er zal op termijn zeker een Nationaal Militair Historisch Museum te Soesterberg komen. Voor met name het Legermuseum en het Luchtmachtmuseum is dringend nieuwe huisvesting nodig. Het marechausseemuseum / ons museum blijft gelukkig te Buren. Met defensie wordt binnen ambtelijke werkgroepen nog steeds gesproken over de wijze waarop ons museum al dan niet ingebed kan of moet worden binnen dit Nationaal Militair Historisch Museum en/of in de Stichting waarin dit museum wordt ondergebracht. De gesprekspartners van het departement houden daarbij – mede vanwege de in het verleden en ook nu nog door defensie aan het museum gegeven steun - niet altijd rekening met het feit dat ons museum al sinds 7 december 1937 (dus al meer dan 70 jaar) in een particuliere Stichting is ondergebracht en dat het bestuur van deze Stichting zich volgens de bepalingen van onze wetgeving aan de Statuten moet houden (en daar ook door belanghebbenden – zoals donateurs van goederen - via de rechter op kan worden aangesproken). Ook houdt men er niet altijd rekening mee dat de Stichting Van Houten al sinds 1953 financiële steun verleent aan het museum en dat deze Stichting in de achter ons liggende jaren ook de aanschaf van goederen heeft mogelijk gemaakt.  Tenslotte houdt men ook niet altijd rekening met de steun die al meer dan 50 jaar door de Stichting Vrienden van het Museum wordt geleverd. Vanaf deze plaats wil ik het bestuur van de Stichting Museum der Koninklijke Marechaussee heel veel sterkte en wijsheid bij deze onderhandelingen toewensen.

Ondanks de steeds maar weer terugkerende discussie over de inbedding van ons museum kan gelukkig worden gesteld dat het nog steeds goed gaat met ons museum. Vorig jaar telde het museum ruim 17.000 bezoekers, dit jaar zal dit aantal zeker worden overschreden. Ook op professioneel gebied gaat het steeds beter met het museum.  Het Marechausseemuseum mag zich sinds 7 december 2005 Geregistreerd Museum noemen. In dit museumregister worden alleen musea opgenomen wanneer aan de gestelde basiseisen (op beleid- en collectieniveau) is voldaan. Zo ligt er een beleidsplan en is er voldoende interne deskundigheid om de museale taken naar behoren te vervullen. M.b.t. de collectie is er een afgeronde basisregistratie die voldoet aan de minimumeisen van een collectieregistratiesysteem en wordt er op adequate wijze zorggedragen voor het behoud van de collectie. Bij inspecties blijkt ons museum keer op keer aan de door deze landelijke museumorganisatie gestelde eisen te voldoen en wordt de certificering steeds weer verlengd. We mogen met elkaar zeker trots zijn op ons museum.

Wij kunnen als Stichting weer terugzien op een goed jaar. De door de reüniecommissie georganiseerde evenementen zijn goed bezocht en ook de nog komende evenementen zijn al vrijwel volgeboekt. Vanaf deze plaats wil ik de reüniecommissie hartelijk danken voor hun werkzaamheden. Een applaus is zeker op zijn plaats.

Het aantal begunstigers is in het achter ons liggende jaar iets gedaald, de teller staat nu net onder het getal 3500. Gelukkig weten nu wel – zij het spaarzaam – jongeren de weg naar de SMC te vinden. Het bestuur doet er alles aan om het aantal begunstigers weer boven de 3500 laten komen. Uw hulp wordt daarbij zeker op prijs gesteld! Samen vormen we gelukkig nog immer een hechte en substantiële kring van vrienden in en om ons Wapen.

De website lijkt iedere maand wel meer bezoekers te krijgen, een ideaal medium om snel informatie over ons Wapen en de SMC te verstrekken, vanaf deze plaats wil ik de webmaster Roel Bouwman speciaal voor zijn inzet bedanken. Hij ziet kans om ook in het buitenland het nieuws te volgen en voor zover relevant op de site te publiceren. Hulde!

Ook ons blad Marechaussee Contact blijkt in de behoefte te voorzien, regelmatig krijgt de redactie complimenten voor de wijze waarop zij invulling geven aan het aandacht besteden aan de diverse groeperingen binnen onze stichting. Ook de redactie wil ik bij deze danken voor hun inzet!

Tenslotte wil ik de andere bestuursleden en hun medewerkers danken voor de ook weer in het achter ons liggende jaar getoonde inzet. Veel werk is op allerlei gebied verzet. Het is een voorrecht om met dit team te mogen werken!

Ik wens u allen een zeer aangename dag toe.

 

 

Lees verder... 14-10-2010

Toespraak Commandant Koninklijke Marechaussee 24 september 2010

Toespraak Commandant Koninklijke Marechaussee, luitenant-generaal mr. D. van Putten op 24 september 2010 ter gelegenheid van de 11e Veteranendag Koninklijke Marechaussee op de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn:

Veteranen, nabestaanden, collega’s, dames en heren. Graag heet ik u van harte welkom op deze veteranendag van de Koninklijke Marechaussee. In het bijzonder wil ik graag “onze burgemeester’de burgemeester van Apeldoorn, dhr. de Graaf en namens de Inspecteur Generaal Krijgsmacht (IGK), de Luitenant-Kolonel  welkom heten. Maar ook Luitenant-generaal b.d. Ted Meines. Uw aanwezigheid wordt door ons zeer op prijs gesteld.

Het is mij een eer en genoegen u hier tijdens de elfde veteranendag van het Wapen der Koninklijke Marechaussee te mogen ontvangen voor de herdenking van de gevallenen van ons Wapen, van het Korps Politietroepen en het Korps Militaire Politie, die soms in verre oorden hun leven lieten.

Het doet mij goed dat u ook dit jaar in zulke groten getale onze gast wilt en ook kunt zijn. Ik richt daarbij een bijzonder woord van welkom en respect aan de nabestaanden en de directe collega’s van diegenen die vandaag níet meer bij ons kunnen zijn. Ik realiseer me dat u deze herdenking heel anders beleeft dan de overige aanwezigen, maar tegelijkertijd hoop ik dat u ook zult delen in het gevoel van onderlinge verbondenheid en solidariteit.

Achter mij ziet u het monument …… óns monument. Iedere keer wanneer ik hier kom, word ik weer stil…

Stil …. vanwege alles dat achter ons monument schuil gaat… Het staat symbool voor het grootste offer dat onze collega’s hebben gebracht, in dienst van de vrede.

Wanneer je de tijd neemt en er voor open staat, vertelt het monument ons namelijk een deel van de geschiedenis, de geschiedenis van hoe zo vele Nederlanders - in de kracht van hun leven - in het verre en onbekende Nederlands-Indië sneuvelden van 1945 tot en met 1951. Voor het brengen van Orde en Vrede: vrijwillig dan wel verplicht, lieten zij huis, haard en geliefden achter om een volk in verdrukking te helpen. Dit gold ook voor onze mensen in Korea en Nieuw Guinea.

Fred de Kleij schrijft in 1997 over het “Vergeten Leger”:

“HET ZEG JE WAT, NU VETERANEN IN BEELD KOMEN. Heel lang hebben wij moeten wachten, 53 jaar hoorde wij niets, hoeveel veteranen zijn er niet meer, veel van de Indië makkers zijn inmiddels overleden. Onze drie tropen jaren 1947- 1950 hebben ongeveer 130.000 militairen onder dikwijls gevaarlijke omstandigheden moeten vechten, tegen een vijand die niets schuwde, op soms beestachtige wijze zijn jonge dienstplichtige militairen van het leven beroofd ,…., het vond plaats, dikwijls op afgelegen posten in het binnenland.

 


De 6200 gesneuvelde Nederlandse militairen liggen nu op vijf begraafplaatsen op het eiland Java, weinig mensen van de latere generaties weten hiervan, de meeste weten niet eens dat het gehele Nederlandse leger drie jaar daar heeft moeten vechten, tegen veelal de verborgen en onzichtbare vijand. ” (einde citaat)

Ook de Nederlandse inzet in Libanon en vervolgens in de Sinaï, gevolgd door ondermeer het voormalig Joegoslavië, Cambodja, Haïti, Namibië, Angola en Irak. Andere tijden, andere plaatsen, andere mensen, maar wel evenzo gemotiveerde vrouwen en mannen die zich in opdracht van Nederlandse regering in hebben gezet  om de vrede te bevechten of te behouden, machtswellust te bestrijden om burgers uitzicht te geven op een menswaardige toekomst.. Net als de militairen in Nederlands-Indië kregen zij te maken met gevechten, aanslagen, ziektes en ongevallen. Meerdere militairen van ons Wapen moesten hun inzet met de dood bekopen.

Delen van de geschiedenis , die qua tijd en omgeving grote verschillen vertonen. Maar feitelijk zijn die verschillen te verwaarlozen.

In beide verhalen, van de oude en de jonge veteranen, zien we de gedrevenheid van onze militairen die hun leven inzetten voor mensen die zij niet kenden, in een land dat zij niet kenden, om voor hen een betere toekomst te bevechten. Ons monument verbindt hen voor altijd.

 


Op dit moment doen onze mannen en vrouwen geweldig goed werk in Bosnië, Kosovo, Afghanistan en Sudan. We doen het militaire politiewerk, trainen lokale agenten en dragen bij aan de handhaving van de rechtsorde. Elke keer als ik op werkbezoek ben raak ik weer onder de indruk van de passie en enorme inzet van onze wapenbroeders en –zusters. Zij verdienen dan ook onze steun, net als het thuisfront dat van zeer grote waarde is.

Momenteel zijn we bezig de missie in Uruzgan af te sluiten, maar ik verzeker u dat dit niet de laatste internationale operatie zal zijn waarbij Nederland is betrokken. Hoe kan het ook anders, voor een land dat de bevordering van de internationale rechtsorde in zijn grondwet heeft verankerd?

Evenmin als u weet ik hoe deze toekomstige missies er uit zullen gaan zien, of waar ze zullen gaan plaatsvinden. Wat ik, samen met u wel weet, is dat er ook tijdens die toekomstige missies een groot beroep op Nederlandse militairen zal worden gedaan, en dat er voor de bevordering van die internationale rechtsorde een hoge prijs moet worden betaald. Nieuwe slachtoffers kunnen daarbij helaas niet worden uitgesloten, ook al proberen we zoveel mogelijk waarborgen in te bouwen t.a.v. eigen veiligheid.
Immers, u, als geen ander weet wat het volbrengen van deze moeilijke en soms onmogelijke opdracht kost.

Het daarmee verbonden leed is tijdloos en slijt nooit. Maar berichten in kranten en op televisie over militaire missies roepen ook bij u onmiddellijk de herinneringen aan uw eigen ervaringen op. Veelal zult u die herinneringen in stilte en met uw eigen thuisfront moeten verwerken.

Dames en heren ….. ik noem dat thuisfront heel bewust. Immers, de zorg voor veteranen maar vooral ook de waardering voor veteranen komt naar mijn vaste overtuiging ook toe aan een groep mensen die tot mijn genoegen vandaag ook aanwezig is, namelijk de partners van onze veteranen. U bent de stille kracht op de achtergrond. Uw rol als klankbord, als eerste aanspreekpunt, blijft echter vaak, en onterecht, onderbelicht. Want zonder een solide thuisfront is de missie van de militair nóg zwaarder. En dat geldt helemaal na terugkeer, wanneer de missie overdacht gaat worden. Samen moeten de belevenissen worden verwerkt en een plek krijgen. Daarbij wordt een groot beroep gedaan op het begrip en inlevingsvermogen van het thuisfront. Onze collega’s moeten vaak leren over hun ervaringen, gevaren en emoties te spreken.

Veteranen…………..

Wat ik op dit momen graag tegen u zou willen zeggen is: “Welcome home”….. dit zijn de twee woorden waarmee de Vietnam veteranen in de US elkaar begroeten. Ik vind deze uitspraak zeer veelzeggend. Wij moeten overwegen om deze warme uitspraak ook bij ons in te voeren.
Juist deze woorden van groet hebben de oude veteranen  erg gemist na hun terugkeer. Daarom zeg ik het nogmaals: “Welcome home”.

U, veteranen, heeft uitdagend en belangrijk werk verricht, en daar verdient u waardering voor. Ik ben blij dat de Koninklijke Marechaussee door middel van deze dag iets van die waardering kan tonen.

Wat we dit jaar wel gaan zien is een omslag. Dit jaar is het aantal “oude” veteranen gelijk aan het aantal “jonge” veteranen. Vanaf dit jaar gaat de numerieke balans steeds meer naar de jonge categorie, die beter voorbereid, toegerust en begeleid wordt dan de oude categorie. De “oude” veteranen verdienen nog altijd een bijzondere plaats in onze herinneringen en in onze harten.

Ik wil u een bijzonder geslaagde en vooral ook betekenisvolle dag toewensen samen met uw maten ….. uw sobats en uw buddy’s van toen …… en vooral ook in respectvolle herinnering aan de kameraden, die alleen nog in gedachten en in uw hart bij u en ons kunnen zijn.

Maar laat één ding duidelijk zijn: de verhalen stoppen niet bij de dood van onze geliefden en dienstmakkers …. mógen daar ook niet stoppen. Ons monument voor de gesneuvelden van de Koninklijke Marechaussee, het Korps Militaire Politie en het Korps Politietroepen is daarom meer dan een eerbetoon. Het staat symbool voor wat wij, als militair én als mens, bereid waren en bereid zijn, te geven in de strijd tegen onrecht, in dienst van de vrede.

 

Dames en heren, zij die stierven voor het vaderland, orde, vrede, stabiliteit en menswaardigheid, onze sobats en buddy’s, verdienen ons blijvende respect. Door hen vandaag te herdenken, met een bedroefd hart, maar ook trots op waar zij voor stonden, eren wij hen die het ultieme offer brachten. Zij leven voort in onze herinneringen en verhalen.

 Ik sluit af met een liedje van Lou Bandy, dat vaak in Indië werd gezongen, maar welk lied qua strekking nog steeds actueel is voor onze uitgezonden collega’s:


“ja, als ik in mijn klamboe lig te dromen
zie ik ons huis weer voor me staan
dan zie ik weer jouw beelt'nis tot mij komen
dan welt er in mijn oog een traan
dan kijk ik even naar die kleine foto
die jij mij gaf, door weemoed overmand
ja, als ik in mijn klamboe lig te dromen
dan denk ik aan m’n vaderland.”

Ik dank u voor uw aandacht.

Lees verder... 27-9-2010

Toespraak Gerdi Verbeet HerdenkingRoermond 2010

Toespraak van Kamervoorzitter Gerdi Verbeet bij de herdenking Nationaal Indië-monument op 4 september 2010 in Roermond.

Dames en heren,

Voor u staat vandaag de Voorzitter van de Tweede Kamer en niet, zoals u gewend bent, een minister of staatssecretaris. Ik mag vandaag, namens de hele Tweede Kamer, tot u spreken en respect betonen aan allen die hier aanwezig zijn. En aan allen die hier niet zijn, maar wier naam in deze zuilengalerij in het metaal gegraveerd is. Dat is mij dan ook een grote eer. Het gezelschap van oud-militairen, burgerslachtoffers en anderen die geleden hebben onder oorlog is mij niet onbekend. Als Kamerlid was de zorg voor oorlogsgetroffenen een van mijn portefeuilles. Als Kamervoorzitter heb ik mogen spreken bij bijzondere herdenkingen, zoals op 4 mei en aan de vooravond van 15 augustus. Ook om die reden is het mij een voorrecht dat ik vandaag op deze plek mag spreken. Maar er is ook een persoonlijke reden waarom ik dit als een bijzondere eer ervaar. Want met u, de aanwezige veteranen, spreek ik ook mijn eigen vader toe.

Mijn vader was Indië-veteraan. Mijn vader was één van die mannen die in 1945 juichend de bevrijding vierde: Nederland was vrij en hij had het er leven afgebracht. Nog geen jaar later stond hij, met een uniform aan en een geweer in de hand, als dienstplichtige in Indië. Nog geen jaar na het sluiten van de vrede in Europa stond hij midden in een koloniale oorlog. In een vreemd land, in een klimaat dat hem zwaar viel en tussen mensen die hem – tot zijn ongemak – vaak eerder als bezetter dan als bevrijder zagen. Midden in een oorlog waarvan al snel bleek, dat hij niet te winnen was. Midden in een oorlog waarvoor we bepaald geen steun kregen van onze bondgenoten. Een oorlog die er uiteindelijk toe leidde dat wie er gevochten had, in het vaderland een kil, gevoelloos onthaal wachtte. Wie terugkwam uit Indië, kwam immers terug uit een verloren strijd.

Nederland was in opbouw – we keken liever vooruit dan terug. Ruim twee jaar is mijn vader in Indië geweest. Pas geleden hebben we nog wat fotootjes van hem gevonden – van die kleine vierkante met kartelrandjes. We hadden ze nooit eerder gezien. Snel na zijn terugkeer trouwde hij mijn moeder, stichtte een gezin en over wat hij had meegemaakt sprak mijn vader met geen woord meer.

Het enige zichtbare teken van zijn ervaringen droeg hij op zijn revers, het Indiëspeldje. Verder zaten zijn ervaringen binnenin zijn hoofd. En dat liet hij zo. De afgelopen jaren heb ik veel met kinderen van Indiëveteranen gesproken en hun verhaal is bijna steeds hetzelfde als dat van mij: ook hun vader zweeg. Want in een klimaat waar geen waardering bestaat voor veteranen, waar hen het respect onthouden wordt dat hen toekomt – in zo’n klimaat houd je je ervaringen liever voor jezelf. Praten over geweld is altijd pijnlijk. Geen enkele militair is er trots op dat hij mensen heeft verwond of gedood. Maar als de publieke opinie je al bij voorbaat veroordeelt, wordt die schaamte nog erger. Dan durf je er helemaal geen woord meer over te zeggen. Daarom is het monument waar wij vandaag bij elkaar zijn zo bijzonder. Het is niet alleen een eerbetoon aan hen die vielen. Het is ook een eerbetoon aan hen die zwegen. Aan die hen terugkwamen – lichamelijk ongeschonden, maar met een gekraste ziel. Voor meer dan zesduizend mannen betekende Indië het einde van al hun dromen en ambities, het einde van hun jonge leven. Voor velen die wel terugkwamen is die kras op hun ziel niet meer genezen.

Juist daarom is het onze opdracht om hun verhaal steeds opnieuw te vertellen, zodat we het niet vergeten. Zeker, het is al lang geleden en de afstand tot wat gebeurd is wordt steeds groter. Meer dan vroeger moeten we ons inspannen om de herinnering ook voor de nieuwe generaties levend te houden. Maar wat mij dankbaar stemt is dat we daar in Nederland best goed in slagen. Twee weken geleden woonde ik op Bronbeek de herdenking bij van jongens die in de oorlog in Indische jongenskampen gestorven waren. Toen ik een krans legde, vergezelde mij het nieuwe bestuur van de herdenkingsstichting. De leden waren nog geen dertig jaar oud. Ook hier, vandaag, zie ik veel jonge mensen. Zoals de voorzitter mij vertelde: voor elke veteraan die overlijdt, komen er in het jaar erna minstens vier nieuwe bezoekers terug – de kinderen en kleinkinderen. Zo houden we de herinnering levend. Zo verdwijnen zij die ons respect verdienen, niet in de vergetelheid.

Ik had hier graag een keer met mijn vader gestaan. Niet met u allemaal erbij, maar hij en ik samen. Misschien hadden we dan hier, in de stilte van deze mooie plek, eens echt kunnen praten over wat daar gebeurd is. En over wat die tijd voor hem betekende. En zoveel weet ik wel: het waren zeker niet alleen verhalen geweest van geweld en pijn die hij me zou vertellen. Het waren ook verhalen geweest van hoop. Verhalen over moed, kameraadschap, opofferingsgezindheid. Over de reden waarom hij zijn dienstkameraden wél nog graag zag – en waarover hij met hen wél sprak. Verhalen over de jongens die, vaak met gevaar voor eigen leven, een gewonde kameraad in veiligheid brachten. Over je makkers die naar je luisterden en je steunden als het je allemaal te veel werd. En over de mannen die – het allerzwaarste – in Nederland op bezoek gingen bij de familie van hen die het niet hadden overleefd. Om hen toch nog iets te kunnen vertellen over de laatste fase van het leven van hun zoon, hun geliefde. Om hen een aandenken te brengen, waarmee ze toch nog iets in handen hadden.

Ook dat zijn verhalen van de oorlog. Maar ook die verhalen hebben Indiëveteranen nooit kunnen vertellen. Daarom is dit monument zo bijzonder. Want het is er niet alleen voor hen die vielen. Het is er ook voor hen die er nooit over durfden praten. De samenleving wilde immers niet luisteren – en de politiek al helemaal niet. Het is dit jaar precies twintig jaar geleden dat deze zuilengalerij met de namen van de gevallenen onthuld werd door de toenmalige minister van Defensie Ter Beek. Bij die gelegenheid erkende hij – al was het dan na
40 jaar - dat Nederland bij de opvang en nazorg van de Indië-veteranen in gebreke is gebleven. De onthulling van het monument noemde hij “een nieuwe stap op weg naar de erkenning waarop deze overledenen en hun nabestaanden en ook zij die wel uit de strijd zijn teruggekeerd recht kunnen en mogen doen gelden.” Vorig jaar was het minister van Buitenlandse Zaken Verhagen die deze woorden herhaalde: aandacht en respect voor veteranen van de strijd in Indië hebben in het verleden maar al te vaak ontbroken.

Als Voorzitter van de Tweede Kamer kan ik me daar alleen maar bij aansluiten. Want het zijn uiteindelijk toch steeds regering en Kamer samen die beslissen over elke militaire inzet. Dat geldt in deze tijd voor onze inzet in Afghanistan en dat gold toen voor de inzet in Indië. Regering en Kamer hebben tot de inzet, de ‘politionele acties’, besloten. Ook toen duidelijk was, dat de strijd niet te winnen was. Ook toen bij een groeiend deel van de bevolking het besef groeide, dat de wereld nu eenmaal nooit meer zou worden als vroeger. Niet in Europa en zeker niet in Indië. Ook toen nog steunde het Parlement de regering in haar verbeten strijd om behoud van de kolonie. Het zijn de militairen die strijden, maar het zijn de politici die de beslissing nemen. Juist daarom is het betonen van respect aan oud-strijders een plicht voor elke politicus. Want wie een democratisch genomen besluit uitvoert, verdient per definitie de steun van ons allemaal.

Het gaat niet aan om, met kennis van achteraf, de mensen te veroordelen die alleen maar deden wat wij, de regering en volksvertegenwoordigers van dit land, hen hebben opgedragen. Natuurlijk mag je kritiek hebben op een dergelijk besluit, ook achteraf.
Het kan zelfs noodzakelijk zijn om achteraf uit te zoeken, of een besluit wel terecht genomen is. Maar diegenen die, naar eer en geweten en volgens de regels van het oorlogsrecht, het vaderland dienen en dat besluit uitvoeren, die verdienen allen onze steun en respect.
Er is gelukkig veel veranderd sinds de tijd dat mijn vader uit Indië kwam. Dit monument is daar een voorbeeld van. En datzelfde geldt voor het monument hiernaast, opgericht voor de veteranen van Nederlandse inzet in internationaal verband. Er is veel meer aandacht voor veteranen. En zelfs wie cynisch is over, bij voorbeeld, het nut van onze aanwezigheid in Uruzgan, die is dat nooit over het werk van de mannen en vrouwen die er waren. Onze steun aan hen is onvoorwaardelijk. En dat geldt voor de hele Tweede Kamer.

Daarom is het ook, dat wij er tegenwoordig in de Kamer bij stilstaan als één van onze uitgezonden militairen door oorlogshandelingen om het leven is gekomen. Wij noemen zijn naam. Wij betonen respect. Ook is er meer aandacht voor de burgers die bij een oorlog zijn betrokken. Voor de familie van de mannen en vrouwen in uniform, die soms het allerv eselijkste nieuws moeten ontvangen. Het nieuws dat hun kind of geliefde niet meer thuis komt. Maar ook voor de burgers die sterven in een strijd waartegen zij zich niet kunnen verweren. Zoals de Nederlandse burgers die gedood zijn in het geweld van de Bersiap. Aandacht en respect voor die militairen en burgers zijn vooral als het gaat om de strijd in Indië pas erg laat gekomen. Ook van de zijde van het Parlement. Vanuit dat besef zal ik nu een krans leggen bij het monument, maar ook bloemen bij de gedenksteen van de burgers.

Lees verder... 7-9-2010

Toespraak mevrouw M.H.M.F. Gardeniers-Berendsen Wageningen mei 2010

Tijdens de herdenking van de capitulatie op 5 mei 2010 in Wageningen werd door zowel prof. dr. J.C.H. Blom (o.a. oud-directeur van het NIOD en lid van het Nationaal Comité 1945 Wageningen) als mevr. M.H.M.F. Gardeniers-Berendsen (o.a. voormalig Minister van CRM en oud-lid van de Raad van State) gehouden toespraak wordt stilgestaan bij de traditie om de capitulaties en de daaruit voortvloeiende vrijheid te gedenken.

De toespraak van mevrouw Gardeniers-Berendsen wordt hieronder integraal weergegeven.

Graag wil ik aansluiten bij het slot van de woorden van de heer Blom van het Nationaal Comité Herdenking Capitulaties 1945 Wageningen, die ook in zijn speech met nadruk en zo terecht het militair en internationaal karakter onderstreept van de herdenking te Wageningen. Er leven vandaag nog veel Nederlanders die zich als de dag van gisteren kunnen herinneren die hele speciale dag, welke van Zuid tot Noord in Nederland hún éigen dag van de bevrijding betekende. Herinneringen in beelden, óf uit eigen ervaring, dan wel door foto’s en films. En al díe zo verschillende dagen viert Nederland op 5 Mei overdag hier in Wageningen met de militaire bevrijders, waarbij zich ook nog altijd leden van het “burgerleger” kunnen voegen, al gaat het wat stram of per auto. Overigens mijnheer Blom, “burgerleger” wat een prima term om het “verzet” juist hier zó aan te duiden.

Vanavond wordt in het bijzijn van Hare Majesteit de Koningin in de hoofdstad Amsterdam de herwonnen vrijheid in het openbaar gevierd, en zo  echt  “Hollands” op het water.
Want het is juist deze Koningin die na haar aantreden, mede door het instellen van Het Nationaal Comité  4 en 5 Mei het nationale karakter van beide dagen tot in de verre toekomst  heeft  versterkt. Bij de herdenking op 4 mei worden allen herdacht: burgers en militairen,vervolgden en oorlogsgetroffenen, die in de jaren 40-45, waar ook ter wereld het leven lieten, en eveneens zij, die ook daarná omkwamen in óórlogssituaties en vredesoperaties. Dit gebeurt ook centraal in onze hoofdstad. De vergelijking met de Klaproosdag in Engeland valt direct op.De11e November waarmee zowel alle gevallenen uit de Eerste Wereldoorlog herdacht worden, maar tegelijkertijd die van de oorlogen daarvoor én daarna.
 
Door ook de 5-de Mei daar, in de hoofdstad te vieren als de dag van feestvreugde om de herwonnen vrijheid versterkt het bindende, nationale  karakter van deze beide data. Natuurlijk  worden daarmee de vele herdenkingen die plaatselijk op andere data worden gehouden onverlet gelaten. Zowel die op 4 mei onderdeel zijn van nationale rouw, maar het slaat ook zeker op de 5e Mei–avond in Amsterdam. Daar wordt die dag besloten met een feest om de vrijheid te vieren, nadat voorafgaand daaraan híer in Wageningen, het eerbetoon gegeven wordt dóór en áán hén die hun leven in wilde zetten, en hun kameraden zagen vallen om dat doel, VRIJHEID te bereiken. Wageningen! waar de handtekeningen werden gezet, die de capitulatie van het Duitse leger bevestigde. Daarmee was Nederland dan eindelijk BEVRIJD. In Wageningen wordt de bevrijding herdacht. En dat gebeurde in 1955, 10 jaar na de bevrijding voor het eerst door het défilé, hier te Wageningen in het bijzijn van Koningin Juliana en Prins Bernhard. De band tussen het Défilé Wageningen en Prins Bernhard werd er een voor het leven!! De oprichting van het NCHC-W in 1980 versterkte het blijvende karakter van het defilé. Omdat in de naam verwezen werd naar de capitulatie 1945 in Europa, werd in 1982 de “s” aan het woord capitulatie toegevoegd, om ook de capitulatie van het Japanse Leger daarmee de juiste plaats te geven. Koningin Beatrix woonde in 1987 met haar echtgenoot Prins Claus én Prins Bernhard het défilé bij, waardoor opnieuw het nationale karakter van dit gebeuren te Wageningen werd benadrukt. Een traditie, zoals in Engeland had Nederland door zijn neutraliteit in de Eerste Wereldoorlog niet. Het is goed, dat zowel de herdenking van gevallenen, als het eerbetoon hier te Wageningen aan hen, die Nederland hier en elders, nú én in de toekomst gewapend vertegenwoordigen, wordt afgesloten met de viering te Amsterdam.

Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de vaak geuite woorden: Wij zullen jullie nooit vergeten.
Waarom wil ik vandaag zo de nadruk leggen op de traditie, die ons land vóór 1945 eigenlijk vreemd was. Wellicht komt het door de vele media, waardoor je ieder moment in feite alles kunt weten wat er op hetzelfde moment ergens ter wereld plaatsvindt, zowel alle rampen van ons eigen onrustig hemellichaam AARDE, dat zich manifesteert met aardbevingen, tsunami’s en zoals recent met aswolken, maar ook GOED ÉN KWAAD dat door mensen wordt veroorzaakt. Het is goed dat er ieder jaar vooruitgang wordt geboekt, die ons de kans biedt ouder te worden, meer te leren, meer te reizen. Maar ik denk dat we allen weten, dat hetovergrote aanbod op eigenlijk alle terreinen ook nadelen meebrengt. De snelheid waarmee zekerheden verdwijnen en weer nieuwe worden, aangeboden, maakt dat “hérdenken” een nationaal juweel op zich is en één van de pijlers van het leven zal blijken. Het omzien naar wat gebeurde en daardoor te leren van het verleden.

Toch is het goed dat ook daar waar de bevrijding veel eerder kwam, waar men op 5 Mei al weer maanden lang het dagelijks werk ter hand had genomen, men wel terugdacht aan de blijdschap over de Bevrijding met binnenrijdende geallieerde troepen in augustus/september 1944, zoals in het Zuiden van Limburg, delen van Brabant, en Zeeland. Maar de tegenstelling met b.v. het noordelijk gedeelte van Limburg vanaf Roermond, en Zuid-Oost Brabant, waar de bevolking geëvacueerd was met treinen door Duitsland heen, onder bommen en beschietingen naar onze Noordelijke provincies maakte bijna een jaar verschil. Al bleken de verschillende talen/dialecten geen bezwaar om elkaar aardig te vinden, want er kwamen heel wat huwelijken tussen Noord en Zuid tot stand. Ook deze provincies waren vóór 5mei bevrijd, maar de evacués konden pas in het late voorjaar, mei, juni ’45 terug naar eigen dorp en stad, waar de puinhopen vaak nog niet geruimd waren. Dat waren geen feestelijke bevrijdingdagen.

Ook is het goed om te weten, hoe het in die delen van ons land toeging waar men het heen en weer golven van de werkelijke oorlog meemaakte, rondom Arnhem, Nijmegen. Waar men maandags bevrijd was, om donderdag weer alleen Duits te horen, en alle gevaar, vernielingen, en doden, die daarbij hoorden.

Het is goed dat er boeken zijn waarin de verhalen zijn opgeschreven. En wat dacht U van de gevangenen. Ik kwam Zaterdag jl. terug van de herdenking te Dachau, en hoorde weer de verhalen van het verlangen naar huis en familie, toen ze daar 29 april bevrijd werden. Geen vervoer en dan maar gewoon gaan lopen naar Nederland. Dan de ontvangst, zoals enkel oud-gevangenen weer móésten vertellen toen ze bij de Nederlandse grens kwamen op een zondag eind Mei, waar een Nederlander stond in uniform. Hij bekeek dat vieze magere mensengroepje eens en  zei: Op Zondag zijn we gesloten,komt U Dinsdag maar terug. Bevrijding,thuiskomst! En toch was het juist dat verlangen dat de dood in ’44 en zeker ’45 bedwong.

De kampen die door de Russen bevrijd waren, hadden geen route naar het westen. Men maakte de lange weg naar Rusland; kwamen later dan de 5e Mei in Nederland aan. De overlevenden van Auschwitz, Bergen-Belsen en andere kampen in Polen en Oost-Duitsland. Ze voelden geen welkom  En dan eindelijk, eindelijk de capitulatie van Japan in Nederlands Indië. Ook voor de mensen daar werd het opnieuw wachten en wachten,voor ze naar huis, naar Nederland konden. In Mei  duurde het feesten om de bevrijding in de Randstad trouwens ook maar een dag of twee Het was te begrijpen dat ook bij thuiskomst in latere maanden, soms pas in het najaar in het eigen land en zeker in het Westen er nee, geen feesten, geen blijdschap meer te bespeuren was.

Over de oorlog wordt hier niet meer gepraat, werd gezegd. Alsof in die maanden tussen September ’44 en Mei ’45 wél gepraat was; in die winter, waarin om een korst brood gevochten kon worden. En toch, ondanks de vaak voor de thuiskomers onbegrijpelijke kilheid en desinteresse, drong langzaam maar zeker het gevoel dat de oorlog echt voorbij was dóór. Ondanks de onzekerheid om familieleden waar men niets van hoorde, ondanks zorg om een huis, om een baan,  Ondanks de heel langzaam op gang komende overheidstaken, na het wegvallen van de Duitse bevelen uit de voorbije jaren. Ja, de oorlog was werkelijk voorbij.

De eerste jaren waren er amper herdenkingen, dat kwam eigenlijk pas in de jaren vijftig. Bij velen in het Westen van het land, was toch 5 Mei , zelfs al was het plaatselijk anders gegaan, wel de datum van de handtekening van de capitulatie, maar vieren?? Eerder herdenken, zoals op plaatsen in de eigen gemeente. Daar- buiten op plaatsen waar mensen waren doodgeschoten, zoals bij de aanval op Rauter. Het drama van Putten werd bekend, want we hadden weer elektriciteit en dus stond de lang verstopte radio aan.. Het meer nationale gevoel van herdenken kwam eigenlijk pas opgang toen in de jaren ’60 de televisie meer gekocht werd, en vaak met buren erbij gekeken werd. De herdenking van 4 Mei op de Waalsdorpervlakte is jaren voor velen met zichtbare,maar ook onzichtbare beschadigingen uit de oorlogsjaren het moment van werkelijk hérdenken geworden.

Ook het besluit van de 2 minuten stilte om 8 uur op de 4e mei, het stilstaan van de nog weinige auto;s  werd waardig uitgevoerd. Maar de blijdschap, de wilde vreugde van die ene 5 Mei 1945, zoals we ons toch jaren hadden voorgesteld, heb ik niet snel teruggezien. Getrouwd in 1950 herinner ik me zeker Wageningen. Wij gingen na het horen van de bijeenkomst hier, er naar toe. Niet met het prachtige vervoer van nu. Het was heel goed, dat het pas ’s middags was; en liften was toen iets, dat zeker in de buurt van Wageningen op 5 Mei geaccepteerd werd.

Eind jaren ’70 kwam het besluit om de 5e mei eenmaal in de 5 jaar als de dag van bevrijding te vieren. Hier in Wageningen heeft het NCHC vanaf 1980 de toon gezet, en werd het begin van een nationale dag. Naast regionale vieringen in September en andere maanden, en naast augustus voor de bevrijding van Nederlands Indië. De inzet van het Nationaal Comité 4 en 5 Mei met de jeugdfestivals, maakte langzaam maar wel heel zeker in alle provincies ook de jeugd wakker. Nu in 2010 is het 65 jaar geleden, dat op die morgen van de zesde mei hier in Wageningen alle handtekeningen onder de capitulatie-tekst waren geplaatst.

Je komt nu al vaak mensen tegen, die menen dat wij altijd na de oorlog zowel de 4e Mei ’s avonds om 8 uur, als de 5e Mei in Amsterdam gevierd hebben. Kennelijk moet je van vroegere datum zijn om beter te weten, maar het tekent de zekerheid dat én 4 én 5 Mei voor het nationaal bewustzijn wat oorlog, maar vooral vrijheid betekent voor de samenleving, jaarlijks wordt bevestigd én doorgegeven. Ook kunnen we nu vaststellen, dat de inzet die onze Koningin, Koningin Beatrix gaf aan het vastleggen van deze bijzondere dagen  van onschatbaar belang is voor het overdragen naar volgende generaties van wat vrijheid betekent. Dat vrijheid iedereen aan gaat. Door dit jaarlijks herdenken én vieren, bevestigen wij  jaar in jaar uit het nationale respect voor zo velen, mannen  en vrouwen, vervolgden en gedwongenen, zowel militair als in het burgerleger,  die hun leven gaven of wilden geven voor dat ideaal: “leven in vrijheid voor allen”

Rotterdam, Mei 2010.

Lees verder... 9-6-2010

Lezing luitenant generaal b.d. Ted Meines op 1 december 2008 te Wageningen

Lezing gehouden door luitenant-generaal der Artillerie b.d. Ted Meines op 1 december 2008 te Wageningen. Luitenant-generaal Meines is o.a. oud-oorlogsvrijwilliger en Indiëganger, oud-bondsvoorzitter Wapenbroeders, oud-paradecommandant Wageningen, Erevoorzitter Veteranen Platform.


INLEIDING
Wanneer op 21 september 1989 het in de meimaand van dat jaar opgerichte Veteranen Platform in aanwezigheid van prins Bernhard aan de samenleving wordt gepresenteerd, spreek ik als voorzitter de prins voor het eerst aan als veteraan van Oranje, Over die benaming krijg ik van aanwezige autoriteiten nogal wat kritiek en soms afkeuring, maar niet van de prins. Na afloop van die voor krijgsmachtveteranen uiterst belangrijke gebeurtenis laat hij mij weten zeer verguld te zijn met die aanduiding, omdat -zo zegt hij- ik tenslotte deel uitmaak van de veteranenwereld; ik hoor bij jullie en voel mij daar thuis en ik wil zolang ik kan daarvan in woord en daad blijk geven en jij mag mij daarover aanspreken als veteraan tot veteraan.
Tot aan zijn dood heeft hij in volle overtuiging, vaak in eenvoudige veteranentaal daarnaar gehandeld en dan is het ondenkbaar om bij de herdenking van zijn sterfdag aan de verbondenheid tussen de prins en de krijgsmachtveteranen voorbij te gaan.

Die verbondenheid komt vanaf 1988 elke vijfde mei wel heel duidelijk in de schijnwerpers te staan, wanneer de prins in Wageningen, de Stad der Bevrijding, het in omvang toenemende veteranendefilé als parade-inspecteur afneemt. En allengs ontstaan in Wageningen jaarlijkse manifestaties van krijgsmachtveteranen.  Is Wageningen niet alleen Stad der Bevrijding met de prins als ereburger, maar veel meer Stad der Veteranen. En door de jaren heen groeit  5 mei in Wageningen uit tot onvervreemdbare expressies van dankbaarheid voor herkregen vrijheid, waarvoor velen zich naar beste weten en kunnen, onder vaak moeilijke omstandigheden hebben ingezet.

Tegelijkertijd wil die vijfde mei in Wageningen voorbeeld zijn voor een toekomst, waarin krijgsmachtveteranen als vanzelfsprekend door de samenleving worden gewaardeerd en geëerd. De kwalificatie Stad der Veteranen behoort m.i. bij Wageningen en die status doet op geen enkele wijze afbreuk aan andere steden in ons land, waar ook veteranen samenkomen en zich al dan niet met een defilé aan de samenleving presenteren.

Mijn bijdrage aan deze herdenking gaat over dié veteraan van Oranje, die door zijn dood wel uit ons gezichtsveld verdween, maar in veteranenland in gedachten nog steeds voortleeft; nog heel dicht bij ons is, met name op zijn sterfdag. Ik leg getuigenis af van mijn persoonlijke ervaringen en ontmoetingen met de prins en geef u mijn beeld inzake zijn rol in de geschiedenis van de veteranen, welk ik eind 2005 in een boekwerk samenvatte.

De rol van de prins in veteranenland heeft niets van doen met persoonsverheerlijking of anderszins; dat is mij volstrekt vreemd. Het is een veteranenstem uit het verleden die oproept saamhorig, solidair en vooral trots te zijn te behoren tot de grote schare krijgsmachtveteranen. Om daarvan  ook blijk te geven, dag in dag uit; en dan niet alleen met als kenteken de veteranenspeld op de revers, maar daarover telkens weer getuigenis af te leggen. Onmisbare schakels te zijn tussen samenleving en krijgsmacht; daarbij klanken kleur gevend aan hun onderlinge relaties en afhankelijkheden als grondvlak voor maatschappelijke erkenning van veteranen.

Het is een groot voorrecht deze bijdrage nog te kunnen doen met zoveel vrienden en bekenden onder mijn gehoor. Maar tegelijkertijd mis ik dierbare leeftijd- en tijdgenoten die in mijn terugblik markante functies en taken vervulden. Velen van hen zijn niet meer in leven en daarom is deze inleiding tevens een postume dankbetuiging aan hen.

COMMISSIE NATIONALE HERDENKING
Wanneer de kruitdamp van de Tweede Wereldoorlog (WO II) opgetrokken is, maken verzet en krijgsmachtveteranen de balans op van gebrachte offers aan doden, gewonden en beschadigden naar lichaam en/of geest. Zij die mochten overleven maken de bevrijding van het koninkrijk mee en starten een nieuwe fase in hun leven met dankbare herinneringen aan hun omgekomen makkers uit die bange oorlog- en bezettingsjaren. Dodenherdenking en viering bevrijding maken derhalve deel uit van hun veteraan bestaan en zijn onvervreemdbare elementen en vooral maatgevende hoogtijdagen in veteranenland.

Dit is na WO II nog geenszins het geval in de samenleving en vanuit de overheid zijn daarin geen directe aanzetten tot enige verbetering te verwachten. Het eerste naoorlogse kabinet Schermerhorn acht namelijk het einde van WO II wel herdenkingswaard en besluit voortaan 5 mei aan te merken als een nationale feestdag, maar wenst zich niet te bemoeien met de nagedachtenis aan de afgelopen wereldbrand en dus ook niet aan slachtoffers. Dat bemoeilijkt de identiteit van de bevolking met oorlogsslachtoffers en het zal nog jaren duren voordat in de samenleving sprake is van een herdenkingsbesef en –bewustzijn.

Oud-verzetsstrijders en krijgsmachtveteranen komen wel in actie en zij doen dat met hulp van particuliere organisaties. Het voormatig verzet richt met de Haagse afdeling de Commissie Nationale Herdenking (CNH) op met een eerste herdenking bij het voorlopig monument op de Dam in Amsterdam op 4 mei 1946 voor alle in Nederland gevallen verzetsstrijders. Mede dankzij inzet van de in 1947 opgerichte Nederlandse Bond van Oud-Strijders (NBOS) worden in komende jaren ook andere oorlogsslachtoffers herdacht. Vanaf 4 mei 1953 vindt dan tenslotte een nationale herdenking plaats ter nagedachtenis aan de in de jaren 1940-1945 omgekomen burgers en militairen, óók van geallieerde zijde, en voor wat betreft Indië tot aan de Japanse capitulatie (en dus niet over de periode tijdens de inzet van de krijgsmacht aldaar na 15 augustus 1945).

Bij oud-Indiëgangers veroorzaakt dit de nodige commotie en zij nemen zelf actie. Het in 1951 door Indië veteranen opgerichte Veteranen Legioen Nederland (VLN) en lid van de Wereld Veteranen Federatie (WVF) organiseert vanaf 1952 herdenkingen voor in Indië gevallen militairen. Die vinden ook plaats in Amsterdam bij het inmiddels in 1956 opgerichte definitieve Nationaal Monument op de Dam; de eerste jaren op 27 december (datum Soevereiniteitsoverdracht) en vanaf 1959 op of omstreeks 10 mei en alsdan voor alle omgekomen militairen na WO 11. Beide herdenkingen gaan in 1973 een fusie aan met samenvoeging van uitvoerende organisaties tot het Comité Nationale Herdenking met het VLN als kern. Het CNH zal tot eind 1987 werkzaam blijven en zal worden opgevolgd door het huidige Nationaal Comité 4 en 5 mei als een semi-overheidsorgaan.

Het meergenoemde VLN kent een Raad van Advies met als eerste voorzitter viceadmiraal Helfrich uit de Indië-periode die in 1964 die functie overdraagt aan prins Bernhard. De prins is vanaf het mobilisatiejaar 1939 al de persoonlijke Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) van Koningin Wilhelmina. Hij wordt op 3 september 1944 benoemd tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten (BNS) met de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) onderzijn bevel. Bij de heropbouw van de krijgsmacht wordt de functie van BNS in september 1945 opgeheven en de BS eindigt een jaar later op 13 september 1946. De prins wordt achtereenvolgens benoemd tot Inspecteur Generaal bij de Koninklijke Landmacht (1945), bij de Koninklijke Marine {1946) en bij de Koninklijke Luchtmacht (1953) en op 31 januari 1970 worden die afzonderlijke functies samengevoegd tot Inspecteur-generaal der Krijgsmacht, rechtstreeks vallend onder de Minister van Defensie (MinDef) en met de Zwaluwenberg (bij Hilversum) als stafkwartier.

Wanneer de prins vanaf 1964 toetreedt tot de Raad van Advies krijgt het VLN de beschikking over de best mogelijke adviseur en vooral klankbord inzake alles wat met de krijgsmacht te maken heeft. In feite is de prins vanaf zijn aantreden als bevelhebber en daarna als Inspecteur-generaal daadwerkelijk betrokken bij het tot stand komen van die nationale herdenking in de namiddag van de vierde mei in Amsterdam, met daarbij zijn speciale aandacht en belangstelling voor de oud-verzetsstrijders en krijgsmachtveteranen en hun gevoelens van affiniteit voor de oud-bevelhebber.

BOND VAN WAPENBROEDERS
Viering van de bevrijding laat qua organisatie en uitvoering lang op zich wachten. Op lokaal en regionaal niveau vinden we! activiteiten en acties plaats, maar het ontbreekt nog lang aan nationale evenementen. Door toedoen van het CNH vindt in Amsterdam voor het eerst op 5 mei 1975 een nationale bevrijdingsherdenking plaats met de eerstvolgende nationale viering in Den Haag op 5 mei 1980. Wederom door inzet van het CNH wordt in 1981 het Comité Nationale Viering Bevrijding (CNV8) opgericht dat, evenals het CNH, tot eind 1987 blijft functioneren met elk jaar een nationale bevrijdingsherdenking in een andere provinciehoofdstad.  Prins Bernhard is ook bij die ontwikkeling daadwerkelijk betrokken en met name vanuit de Raad van Advies van het VLN, alwaar ik als beoogd voorzitter VLN en reeds bestuurslid van de beide herdenkingscomités de prins frequent ontmoet en met hem vrijwel alle veteranenzaken bespreek.

Zo ontstaat in de loop der jaren tussen ons een vertrouwensband die meer is dan alleen de functionele relatie tussen voorzitter Raad van Advies en voorzitter VLN, Als bewijs daarvan is de prins op 10 mei 1992 eregast bij mijn afscheid als bondsvoorzitter.

Onze eerste kennismaking dateert uit Engeland wanneer ik in 1945 als OVW-er (oorlogsvrijwilliger) in opleiding aan de prins word voorgesteld bij een van zijn bezoeken aan Britse opleidingscentra. Op zijn verzoek maak ik hem deelgenoot van mijn verzetsverleden wat betreft het veilig onderbrengen van onze Joodse landgenoten en speciaal hun kinderen.  Dat contact blijft tijdens mijn actieve loopbaan in de krijgsmacht bestaan; vooral tijdens plaatsingen bij Generale Staf en de Legerraad, waarvan de prins als IGK q.q. deel uitmaakt.

In oktober 1976 verlaat ik de actieve dienst en op de valreep van zijn vertrek als IGK biedt de prins op de Zwaluwenberg enkele dienstverlatende opper- en vlagofficieren een afscheidsdiner aan.  En al gauw spreken wij over vraagstukken van herdenking en viering bevrijding; de rol daarin van krijgsmachtveteranen en uiteraard ook over doelstellingen van het VLN en de vraag van de prins of ik daarin een bestuursfunctie ambieer.  Ik vertel hem dat ik als vrijwilliger gekozen heb voor een functie in de charitatieve wereld, maar dat ik graag bereid ben mij in te zetten voor welzijn en welbevinden van krijgsmachtveteranen, waaraan door de overheid weinig of geen aandacht wordt besteed.

Kennis en ervaring inzake mensvraagstukken krijg ik volop bij de Nederlandse Hartstichting en internationale  PR- en voorlichtingsactiviteiten brengen mij voorjaar 1983 weer terug in Indië dat ik als uitgezonden beroepsmilitair eind 1950 verliet.  Bij toeval ontmoet ik in Jakarta enkele bestuursleden van het Veteranen Legioen Republiek Indonesia (VLRl), evenals het VLN lid van de VWF. Er is sprake van een ongedwongen en vriendschappelijke ontmoeting met vroegere tegenstanders en die informele kennismaking zal de basis leggen voor de formele ontmoeting met het VLRl tijdens het in augustus 1995 afgelegde staatsbezoek, waaraan een veteranendelegatie van het VP toegevoegd is.

En met rijke ervaring en opgedane kennis inzake mensvraagstukken ben ik adequaat toegerust om in maart 1984 toe te treden tot het bestuur VLN (inmiddels gefuseerd met de NBOS en thans onder de benaming Bond van Wapenbroeders). Vanaf dat tijdstip begint voor mij een wel heel bijzondere levensfase, waarin krijgsmachtveteranen, herdenkingen en vieringen bevrijding centraal staan en waarin prins Bernhard een markante rol vervult die tussen ons uitgroeit tot een hechte veteranenband, ingebed in wederzijdse en respectvolle affiniteit en vriendschap.

HET EERSTE WAGENINGSE DEFILE
Vanaf mijn entree in het bestuur NBOS/VLN en als aanloop naar het voorzitterschap, vertegenwoordig ik de organisatie in vrijwel alle verbanden waarmee contact wordt onderhouden en een daarvan is het   'Nationaal   Comité   Herdenking Capitulaties 1945  Wageningen' en gemakshalve verder genoemd het Comité Wageningen. Op 5 mei 1975 wordt in Wageningen voor het eerst een nationale bevrijdingsherdenking gehouden met een bijeenkomst in de aula van de Landbouw Hogeschool en kranslegging door ereburger prins Bernhard bij het bevrijdingsmonument (het 5 Meiplein), door hem in 1951 onthuld. Die herdenking keert jaarlijks terug en ter zekerstelling van continuïteit wordt in het voorjaar van 1980 het particuliere Comité   Wageningen opgericht als samenspel tussen oud-verzetsstrijders, krijgsmachtveteranen en de gemeente Wageningen. In 1984 treed ik namens het VIN toe tot het comitébestuur en naar beste weten zijn op dit moment oud-penningmeester Berger en ik nog de enige in leven zijnde bestuursleden uit die beginjaren.

Op Bevrijdingsdag 5 mei 1985 wordt voor het eerst in Wageningen een defilé gehouden, alleen bestaande uit Canadese oorlogsveteranen die deelnamen aan de bevrijding van ons land. De Canadese Generaal-majoor b.d. Kitching (oud Chef-staf 1ste Canadese Legerkorps) is paradecommandant met H.K.H, prinses Margriet als parade-inspecteur.

Tijdens de bevrijdingsherdenking 5 mei 1987 onthult koningin Beatrix een gedenkraam in de Grote Kerk op de Markt (n.a.v. de evacuaties in 1940 en 1945).  Na afloop daarvan is er na vele jaren van politieke onderbreking weer een militair defilé met het staatshoofd als parade-inspecteur.

Voor het eerst in de geschiedenis van ons land presenteert de krijgsmacht zich in het openbaar met in haar midden een groep oorlogsveteranen onder mijn commando, allen deelnemers aan de bevrijding van het koninkrijk. Onder de gasten bevindt zich prins Bernhard en na afloop van het defilé hoor ik hem nog tegen mij zeggen: "De komende jaren doen wij dat met onze veteranen; jij zorgt daarvoor en je kunt daarbij op mij rekenen."

In datzelfde jaar wijzigt de regering onaangekondigd en ook zonder inschakeling van verzet en krijgsmachtveteranen wel hun herdenkingsformule die zij sinds 1946 jaarlijks en tot volle tevredenheid mochten uitoefenen. Wanneer bovendien diezelfde mannen en vrouwen worden uitgesloten van deelname aan de nieuwe herdenkingsopzet van 4 mei 1988 in Amsterdam, is dat het sein voor een eigen veteranenpresentatie. En het is buiten kijf dat zowel het Canadese veteranendefilé 1985 als het militaire defilé 1987 daarbij een uitdagende rol spelen.  Het Comité Wageningen verzoekt mij eind 1987 maatregelen te treffen om op 5 mei 1988 als aanvulling op zijn herdenkingsprogramma een defilé te organiseren van geallieerde en Nederlandse oorlogsveteranen die aan de bevrijding van het koninkrijk deelnamen. Aldus is de stad Wageningen op 5 mei 1988 gastvrouw van de eerste nationale ontmoeting van bevrijders die de dag daarvoor op de vierde mei in Amsterdam niet welkom waren! Na afloop van het defilé mengt de prins zich in het defilantenopvangcentrum Junushoff onder de bevrijders en vertrouwt mij toe sinds jaren niet zo gelukkig en dankbaar te zijn met dit eerbetoon en alweer uit te zien naar het volgende jaar.

De jaren 80 en 90 van de vorige eeuw geven in ons land als het ware een opstanding van krijgsmachtveteranen te zien, die uit het niets in het volle licht van de schijnwerpers komen en dat dankzij hun eigen initiatieven. Die concentreren zich in eerste instantie op de eigen veteranenwereld tot bundeling van krachten, dan op de militaire wereld als hun oorspronkelijk tehuis en vervolgens op regering en parlement, voor het tot leven brengen van een veteranenbeleid. En tenslotte als afronding om krijgsmachtveteranen in de samenleving hun verdiende plaats te geven met als kern maatschappelijke erkenning. Een terrein waar niet de veteraan, maar de bevolking in woord en daad actie zal dienen te nemen.

VETERANEN PLATFORM
Vanaf 5 mei 1988 voltrekt zich in Wageningen als onderdeel van de jaarlijkse bevrijdingsherdenkingen een nationale presentatie van veteranen met hun krijgsmacht en oud-bevrijders aan de samenleving die zijn weerga in de geschiedenis van ons land niet kent. In 1989 wordt het Veteranen Platform (VP) opgericht en vormt in de komende jaren de verbindingsfunctie tussen het Comité Wageningen met de in aantal groeiende en aan het defilé deelnemende veteranenorganisaties.  Eveneens in 1989 komt Minister van Defensie Ter Beek met de eerste veteranennota, met daarin maatregelen voor erkenning, waardering en voorziening in materiële en immateriële behoeften, alsmede vastlegging van inschakeling en samenwerking tussen overheid en krijgsmachtveteranen.

Op 10 mei 1990 wordt op initiatief van het VP een Open Dag Veteranen gehouden, die de basis legt voor 'krijgsmacht veteranendagen'; tot op de dag van vandaag niet meer weg te denken jaarlijkse evenementen bij de krijgsmachtdelen Marine, Landmacht, Luchtmacht en Marechaussee. In november 1991 wordt door inzet van het VP de Stichting Dienstverlening Veteranen opgericht die later opgaat in het huidige Veteraneninstituut (Vi) in Doorn, veteranencentrum bij uitnemendheid. De prins beleeft als oud-bevelhebber, oud-IGK, voorzitter RvA-Wapenbroeders,  parade-inspecteur en vooral als krijgsmachtveteraan alle ontwikkelingen alsof -zo zegt hij vaak- ik ze zelf heb bedacht. "Ik zou ze nooit hebben willen missen, want het zijn onmisbare en ondeelbare elementen van mijn lenen; ze horen bij mij, evenals ik behoor tot die veteranenwereld."

In dit kader is een terugblik naar het jaar 1991 voor prins en veteranenwereld van bijzondere betekenis. Tijdens een bijeenkomst met de Raad van Advies laat hij mij weten op 5 mei 1991 in Wageningen nog één keer in het openbaar in uniform te verschijnen en -zo voegt hij daaraan toe- dan neem ik in Wageningen op mijn manier afscheid van de krijgsmacht te midden van mijn maten van destijds en jij zorgt voor een goede entourage.

Comité en defilanten zullen die dag niet snel vergeten. Wanneer ik als Parade Commandant het defilé aan de prins meld, weet ik niets anders te zeggen dan: "Koninklijke Hoogheid,  het legioen komt er weer aan en begroet u vandaag als zijn bevelvoerend veteraan." Ik denk dat dit het beste typeert hoe onze verhoudingen waren; het beste zijn rol in het defilé markeert, maar bovenal onmiskenbaar weergeeft dat het Wageningse defilé onvervangbaar is en nog minder te verplaatsen is naar een ander evenement of locatie in Nederland.

En dan stap ik automatisch de problematiek van de Nederlandse Veteranendag binnen en die ga ik in mijn terugblik niet uit de weg en dan niet alleen omdat deze dag de verjaardag van de prins als signatuur draagt. Het is veel meer -zoals ik dat noem- een pokerspel tussen de Haagse politiek en het Wagenings particulier initiatief met als inzet komende Nederlandse Veteranendagen in relaties met bestaande Wageningse bevrijdingsdagen en daarbij voormalig verzet, krijgsmachtveteranen en geallieerde oud-bevrijders als direct betrokken toeschouwers, waaronder ook prins Bernhard.

Voor de jubileumherdenking 5 mei 1995 is een aantal leden van de Tweede Kamer uitgenodigd om op die dag in Wageningen aan festiviteiten deel te nemen en kennis te nemen van de echte veteranensfeer. Om deelgenoot te zijn met allen die in dankbare herinnering een ogenblik stilstaan bij herkregen vrijheid die met grote offers gepaard ging en geen gezin, familie of ander leefverband onberoerd liet. Reeds op de dag zelf laten zij mij weten dat er een veteranendag zou moeten komen, doch eerst in de herfst van 1996 wordt in de Tweede Kamer een motie ingediend voor het houden van veteranendagen als dank-je-wel-uitingen voor hen.

Het duurt tot juni 2001 (dus vier en een halfjaar later!) wanneer een publicatie in het veteranenblad Checkpoint het onderwerp dag der veteranen weer in de belangstelling terugbrengt en het parlement de vrijwel vergeten motie van 1996 weer nieuw leven inblaast. De Tweede Kamer spreekt zich unaniem uit om bijzondere aandacht te schenken aan jonge generaties veteranen die in hun diensttijd, hetzij als dienstplichtigen, dan wel als vrijwillig dienenden, betrokken waren bij vredesmissies, één van de kerntaken van de recentelijk gereorganiseerde krijgsmacht.

Het gebeuren in Wageningen op 5 mei heeft volgens parlementariërs alleen te maken met de bevrijding van het koninkrijk en betreft oorlogsveteranen, hoofdzakelijk de oude(re) categorieën veteranen, die binnen afzienbare tijd toch zullen verdwijnen. Die politieke visie stoelt in genen dele op realiteit en dat wordt hen ook meegedeeld, want het jaarlijks gebeuren op 5 mei in Wageningen is in de loop der jaren uitgegroeid van bevrijdersmanifestatie tot de enige stad in Nederland waar alle oud-verzetsdeelnemers, geallieerde oud-bevrijders en krijgsmachtveteranen welkom zijn, omdat nergens anders aan hen aandacht wordt besteed.

PRINS BERNHARDS' LAATSTE DEFILE
Enkele dagen vóór zijn 92ste verjaardag ontvangt de prins op paleis Soestdijk uit banden van de Staatssecretaris van Defensie (StasDef ) in aanwezigheid van enkele autoriteiten de veteranenspeld en ik heb een uitnodiging ontvangen aanwezig te zijn. De bewindsman doet mededeling dat de door hem eind 2002 ingestelde ad hoc commissie inmiddels advies heeft uitgebracht om jaarlijks op 29 juni veteranendagen te houden en dat hij daarmee instemt. Nadere invulling zal geschieden door een breed opgezet nationaal comité met de IGK/IdV (Inspecteur der Veteranen) als vicevoorzitter, terwijl defensie ambtelijke ondersteuning verzorgt. Tegenover de StasDef merk ik op dat dit een defensiezaak lijkt te worden, hetgeen betrokkene beaamt met als reactie "dat de samenleving daartoe nog niet in staat is, maar defensie wel!" Ik krijg gelegenheid om de prins mijn bezorgdheid over die ontwikkeling te laten weten, omdat het denkbaar en zelfs verwachtbaar is dat de beoogde Nederlandse veteranendag (nog steeds zonder een uitgesproken wens of wil van de bevolking) kenmerken van defensieveteranendagen draagt of zal (kunnen) gaan dragen en in conflict zal kunnen komen met bestaande veteranenactiviteiten en zeer zeker met Wageningen! Die bezorgdheid wordt realiteit wanneer ik kennisneem van de definitieve aanbevelingen van de ad hoc commissie. Daarin lees ik o.a. dat veteranendagen de veteranen de ruimte moet bieden zich in de richting van de samenleving te presenteren, teneinde op die manier bijdragen te leveren aan kennisvermeerdering ter verkrijging van een grote(re) bekendheid met en waardering voor hen.

Dat het particuliere veteranendefilé in Wageningen reeds vanaf 1988 een allerwege gerespecteerde en gewaardeerde veteranenpresentatie aan de samenleving is, vindt blijkbaar noch bij commissie noch bij regering en parlement enig gehoor, terwijl bovendien op geen enkele wijze enige veteranenactiviteit zou worden gedoubleerd! Gevolg hiervan is dat er een onnodig spanningsveld wordt opgeroepen tussen twee nationale evenementen die qua aard en karakterverschillen; elk met een ander doel en dus met een geheel eigen en specifieke identiteit, als ook met geheel eigen noden en behoeften.

Naar aanleiding van onze ontmoeting op paleis Soestdijk nodigt StasDef mij op 12 februari 2004 uit voor een onderhoud met ais belangrijkste onderwerp de problematiek rondom Wageningen en Veteranendag. Hierover zegt StasDef (en ik citeer uit zijn brief van 23 april 2004 als verslag van het besprokene) dat 'betrokkenheid van veteranen met die dag niet inhoudt dat zij een rol spelen in de vormgeving en zichzelf in het zonnetje zetten, want dat zullen anderen moeten doen!'  Kennisnemende van opzet en uitvoering van gehouden Nederlandse Veteranendagen kan ik toch niets anders constateren dan dat die niet sporen met deze politieke uitspraak.

Wageningen 5 mei 2004 geeft als parade-inspecteur de prins te zien getooid met de groene baret van de commando's en dit zal de laatste keer zijn dat de prins als gast van het Comité Wageningen en als veteraan klank en kleur geeft  aan het  Wagenings veteranendefilé.  Een defilé dat meer is dan presentatie van    veteranen en krijgsmacht in onderlinge verbondenheid; meer is dan uiting van dankbaarheid voor herkregen vrijheid in vrede en veiligheid; meer is dan een nationale reünie van alle krijgsmachtveteranen van oorlog-  en vredesmissies.  
Het is bovenal uitgegroeid tot levend symbool van nationale verbondenheid en saamhorigheid rondom de veteraan, zijn krijgsmacht en voor zolang het nog kan samen met geallieerde oud-bevrijders aan wie tenslotte  ons koninkrijk de bevrijding te danken heeft.  Vrij kort na deze Bevrijdingsdag laat de prins weten dat hij op 5 mei 2005 voor het laatst in Wageningen parade-inspecteur is en ook geen opvolger heeft. Bovendien worden geruchten steeds sterker dat defensiesteun aan Wageningen binnen afzienbare tijd wordt beëindigd ten faveure van de Nederlandse Veteranendagen.

HET OVERLIJDEN VAN PRINS BERNHARD
Het overlijden van prins Bernhard op 1 december 2004 is een groot verlies voor de Koninklijke familie, ons volk en wel heel in het bijzonder voor verzet, krijgsmachtveteranen en de Stad der Bevrijding.  In een speciale herdenkingsbijeenkomst in de Joh. de Dooperkerk nemen zij op 23 december afscheid van de prins en nog lang zullen aanwezigen de indrukwekkende herdenking als een persoonlijke herinnering bij zich dragen.  Kroonprins Willem Alexander is bereid op 5 mei 2005 de plaats van zijn overleden grootvader op het defileerpodium in te nemen; niettemin zullen defilanten hun oud-bevelhebber en collega veteraan node missen en zullen als hommage aan hem in nog grotere getale aan het komende defilé deelnemen.

De plotselinge dood van collega John Maas als voorzitter Comité Wageningen op 11 april 2005 slaat diepe wonden in zijn gezin, familie en vriendenkring van het comité. Oud-comitévoorzitter collega Van der Vlis is bereid tijdelijk het voorzitterschap van het Comité Wageningen op zich te nemen en aanvaardt de uiterst moeilijke opdracht de aanstaande bevrijdingsherdenking 5 mei tot een goed einde te brengen. Maar wat minstens even belangrijk is dat hij de eerste stappen zal dienen te zetten in de richting van een bij te stellen Wageningse herdenkingsformule met o.a. een aangepast veteranendefilé.

5 mei 2005 wordt in de veteranengeschiedenis vastgelegd als voorlopig de laatste veteranenpresentatie met geallieerde oud-bevrijders en de krijgsmacht onder de vigeur van het Comité Wageningen. In een groots defilé met Kroonprins Willem Alexander in het uniform van brigade-generaal op het defileerpodium ondergaat de stad der Veteranen, die uitpuilt van tienduizenden bezoekers uit het hele land, de warme gevoelens en genegenheid van defilanten als dank voor verkregen vriendschap, betrokkenheid en vooral gastvrijheid.

En het is niet zo verwonderlijk dat defilanten zich afvragen en dit ook laten weten óf er mogelijkheden en/of gelegenheden zijn, waarop zij elkaar weer kunnen ontmoeten en dan het liefst op dezelfde wijze als in afgelopen jaren in Wageningen. Opzet en program van de eerste Nederlandse Veteranendag ervaren zij voorshands niet als een zodanig gebeuren en zo voltrekt 29 juni 2005 zich vanuit optiek van krijgsmachtveteranen met slechts weinig belangstelling en vooral gemis aan het dank-je-wel van de bevolking.  Het Comité Nederlandse Veteranendag is ontvankelijk voor kritieken en verklaart zich bereid wijzigingen aan te brengen en daarbij aan de roep van veteranen om een defilé gehoor te geven,  want die willen hoe dan ook zich ergens manifesteren omdat zij Wageningen missen!

In oktober 2005 draagt collega Van der Vlis de leiding van het Comité Wageningen over aan oud-IGKHdV De Veer, tevens bestuurslid van het Comité Nederlandse Veteranendag. Zulks confronteert betrokkene wel keuzes te moeten maken tussen herziening van de herdenkingsformule 5 mei Wageningen met een beperkt veteranendefilé en het meehelpen uitbouwen van Nederlandse Veteranendagen met o.a. een defilé dat in principe niet onderhevig is aan enige beperking.

In mijn terugblik wijd ik geen verdere aandacht aan Nederlandse Veteranendagen anders dan de constatering dat in toenemende mate gemeentebesturen veelal met de steun van veteranenorganisaties op of omstreeks 29 juni lokale en/of regionale veteranendagen organiseren. Dat stemt m.i. tot grote voldoening,  omdat die dagen als kern de maatschappelijke erkenning van veteranen dragen en de plaatselijke bevolking haar eigen krijgsmachtveteranen dank en waardering betuigt, een dank-je-wel van medeburgers.  En het spreekt wel voor zich dat ik vanaf deze plaats wens en verwachting uitspreek dat binnen afzienbare tijd de kerngedachte van Nederlandse Veteranendagen allerwege wordt gedragen door een tastbare en voelbare nationale uiting van dank, waarderingen betrokkenheid van de samenleving met haar krijgsmachtveteranen.

Een volk dat zo zijn veteranen voor het voetlicht brengt en zich sterk maakt en zich ook sterk houdt voor hun welzijn en welbevinden is een volk dat leeft en dat bouwt aan zijn toekomst en mag daarbij onvoorwaardelijk rekenen op zijn krijgsmachtveteranen!

DE TOEKOMST VAN HET DEFILE
Na deze omweg weer terug naar mijn primaire aandacht bij deze herdenking gericht op ontstaan, ontplooiing en toekomst van Wageningen mede als postume hommage aan prins Bernhard, gezien zijn inbreng en inzet in jaarlijkse bevrijdingsherdenkingen vanaf 1975!  Ik denk dat ik u geen nieuws verte! dat mijn veteranenhart hier in Wageningen ligt,  omdat krijgsmachtveteranen voor het eerst in onze nationale geschiedenis de kans en de gelegenheid geboden werd om vanuit de Stad der Bevrijding zichzelf te presenteren en te profileren. Het zal dan ook niemand verwonderen dat ik mij steeds heb ingezet voor voortzetting van het Wageningse defilé; mogelijk of wellicht in gewijzigde of aangepaste vorm, maar dan wel als element van de jaarlijkse 5 mei herdenking, georganiseerd door het Comité Wageningen. En over een gewijzigde en/of aangepaste vorm valt te denken aan een veteranendefilé dat ook plaats biedt aan oud-lndië- en oud-Koreagangers gezien hun militair optreden gerelateerd aan dan wel als direct gevolg van de Tweede Wereldoorlog; zij zijn tenslotte oorlogsveteranen. En het is de weg van alle leven dat er op zeker moment een eind komt aan de defilédeelname van alle oud-verzetsdeelnemers, krijgsmachtveteranen en bevrijders, maar ik acht het onjuist daar nu al vanuit te gaan en als het ware voorschot te nemen op een toch onzekere toekomst.

Ik realiseer mij terdege dat dit geschetste toekomstbeeld de afgelopen jaren zich op een andere wijze heeft voltrokken en dat voorgenomen herdenkingen van het nieuwe NCHC een structureel en vooral fundamenteel gewijzigd 5 mei Wageningen te zien zal geven.  Dat richt zich onder andere en met name op deelname door krijgsmachtveteranen, althans het selectief uitsluiten van krijgsmachtveteranen van na WO II van deelname aan het defilé.  Dat stemt tot overdenken in de wetenschap dat tijden en situaties (kunnen) veranderen en dat de mens in al zijn schakeringen onderhevig is aan invloeden of gevolgen daarvan,  die niet altijd stroken met eigen opvatting,  visie dan wel overtuiging. Dat vraagt niet alleen om loyaliteit,  maar dwingt m.i. tegelijkertijd tot kritisch en oprecht nadenken over wat een ieder in die gegeven ontwikkelingen te doen staat.

In de afgelopen jaren werden Wageningen en de Nederlandse Veteranendagen t.a.v. krijgsmachtveteranen vaak ten onrechte aangemerkt als soortgelijke evenementen. Ik heb daarover reeds eerder gesproken, maar Wageningen en de Nederlandse Veteranendagen zijn qua aard en karakter twee fundamenteel verschillende nationale gebeurtenissen. Een ieder kenmerkt zich door een ander doel, doelstelling en doelgroep met een geheel eigen identiteit en een tehuis waar per definitie alle krijgsmachtveteranen zonder enige uitzondering hun eigen rol kunnen vervullen en zelfs moeten kunnen vervullen en dan ook welkom zijn.

Oud-militairen Indië-, Nieuw Guinea- en Koreagangers hebben in het nabije verleden als oorlogsveteraan menigmaal moeten ervaren dat de overheid zich niet om hen bekommerde en hen als het ware buiten de deur hield.  Laat dat in hun laatste levensjaren nog niet weer eens gebeuren door hen deelneming aan het Wageningse veteranendefilé te ontzeggen onder hantering van het pseudomotto dat er voor hen toch plaats is in het Haagse defilé op de Nederlandse Veteranendag.  Die oproep of boodschap kan niemand onberoerd laten,  zeker niet op deze sterfdagherdenking als blijk van gemeenschappelijke gevoelens van betrokkenheid en saamhorigheid rondom prins en krijgsmachtveteranen van alle leeftijden en afkomstig van alle oorlogstonelen en vredesmissies.

Het is vandaag een wel heel bijzondere dag in uw en in mijn leven, waarop een ieder persoonlijk en wij ook gezamenlijk op deze historische plek in gedachten teruggaan met onvergetelijke herinneringen aan de ereburger van de Stad der Bevrijding, aan de Koninklijke gast en markante parade-inspecteur van het Comité Wageningen, aan de nationale voorvechter van verzet en krijgsmachtveteraan en aan de Veteraan van Oranje.

SLOTWOORD
Ik heb het a!s een eer beschouwd hedenmiddag de sterfdag van Z.K.H Bernhard, Prins der Nederlanden te mogen ge- en herdenken en ik verbind daaraan mijn wens en verlangen dat Wageningen mag blijven voortleven; niet alleen als Stad der Bevrijding,  maar ook als Stad der Veteranen. Mogelijk of wellicht binnen afzienbare tijd weer als vanouds met in haar midden een Koninklijke gast op de bevrijdingsherdenkingen van vijf mei. Mijn opa, naamgenoot, zou mij op dit moment hebben kunnen bijvallen met zijn en ook mijn lijfspreuk: "Zij die geloven, haasten niet."
Met een toespeling op het aloude en bekende Geuzenlied 'Gelukkig is het land dat God de Heere kent' sluit ik mijn bijdrage aan deze herdenkingsbijeenkomst af met -naar mag ik aannemen- ons aller geloof en overtuiging: "Gelukkig is het land dat zijn veteranen eert en waardeert,"

Dank voor uw aandacht en mijn respect aan u allen.

Lees verder... 21-5-2010

Toespraak Commandant Koninklijke Marechaussee in Bronbeek juni 2009

Hieronder volgt een samenvatting van de toespraak van Commandant Koninklijke Marechaussee, luitenant generaal mr. Dick van Putten ter gelegenheid van de jaarlijkse Indië reünie en herdenking (Boerma-Plaizier - MP III) op 11 juni 2009 in Bronbeek en die werd bijgewoond door bijna 200 belangstellenden.

Commandant Koninklijke Marechaussee, luitenant generaal Dick van Putten noemt in zijn toespraak een aantal redenen op omtrent het samenzijn deze dag, waaronder het eerbetoon en een blijvende herinnering aan de strijd in Nederlands-Indië en de veteranen. Het doet niets af aan de prestatie van welke militair en welke missie dan ook, maar dat het vandaag gaat om terechte herinnering aan Nederlands-Indië en de strijd van onze militairen. Een strijd van uitzonderlijke en dappere mensen.

Tegen de aanwezige oud-strijders zegt van Putten: " Ook jullie zijn als militairen ‘uitgezonden’ vanuit Nederland of ter plaatse gerekruteerd als KNIL-militair. Jullie waren zowel vrijwilligers, dienstplichtigen als beroepsmilitairen. Toen ging het ook niet om een conflict van en in een ver buitenland, maar om strijd in en voor Nederlands eigen kolonie, Nederlands-Indië. Tegen Japanners die toch bekend staan als behoorlijk hard en wreed en later als zogenaamde “blanken’ (halfbloed NL) nog eens tegen de gevoelsmatige eigen Indonesische bevolking. En hoe zat het toen met het draagvlak vanuit de samenleving?
Nederland aan het eind van de Tweede Wereldoorlog; onwillekeurig vergelijken we de inzet van militairen van toen en nu.
Misschien is dat niet helemaal eerlijk omdat de historische omstandigheden zo verschillend zijn: aan het begin van de 21ste eeuw, kan het verschil groter zijn? En de internationale situatie?  Maar toch……..

In zijn afronding memoreert CKMar dat Indië zo langzaam aan een "verre" oorlog is geworden.
"Duizenden militairen echter, verloren in die oorlog het leven, of kwamen terug met verlies van ledematen of andere zware lichamelijke aandoeningen. En de impact van die oorlog is bij velen vandaag de dag nog op het netvlies gebrand, vaak gepaard gaande met veel psychische schade.
En dan kom je terug in Nederland en daar kregen jullie ook niet het respect dat jullie verdienden.

"Zo heb ik ter erkenning en eerbied besloten om 44 personen die gerekend kunnen worden tot het toenmalige Korps Militaire Politie en wel als gevallen collega’s op de gedenksteen in Roermond vermeld staan, ook in het Gulden Boek van de Koninklijke Marechaussee op te nemen. Volgens KMar-traditie laat ik deze opname in het Gulden Boek bij dagorder op de Wapendag van 23 oktober a.s. uitspreken", aldus van Putten.

‘Voor veiligheid en recht’. Daarvoor vochten jullie als onze militairen. Daarvoor zijn zij ook nu nog bereid te vechten.
Jullie allen komt ons respect toe!

Lees verder... 19-5-2010

Altijd op de hoogte? Meld u aan voor de wekelijkse nieuwsbrief